11
Sessie 3
‘…en toen je weer in slaap viel, kwam die droom toen terug ?’ ‘Ja. Maar het korenveld was veranderd, het was anders…’ Een grote spoelenrecorder draaide geluidloos op de achtergrond. Eyrans oogleden trilden licht terwijl zijn herinneringen de revue passeerden. De tweede sessie was teleurstellend geweest, de details van de dromen waren te vaag en te gering, dus had Lambourne gekozen voor hypnose. Deze aanpak was in zijn vak steeds minder populair geworden en hij paste hem toe op minder dan vier procent van zijn patiënten: alleen als er sprake was van diep teruggedrongen gevoelens, of als de normale overbrenging te gering of helemaal niet aanwezig was. En vrijwel nooit op kinderen.
Maar de belangrijkste aanwijzingen lagen verborgen in Eyrans dromen en een te groot deel was vervaagd of selectief gewist, zodat hij praktisch geen andere keus had. Hij had niets van belang verwacht van de dromen, totdat na zijn coma Jojo er ineens in voorkwam, en hij ging met een ruk overeind zitten toen Eyran plotseling een droom van vlak voor het ongeluk begon te beschrijven: zijn moeder die de kaart openvouwde en Eyran die naar de achterkant van haar haar staarde, waarna hij zichzelf terugdwong naar een eerdere droom.
‘Op welke manier was het veranderd toen je terugging ?’ drong Lambourne aan.
‘Het was vlak, niet hellend, zoals ik het me herinnerde. En het werd plotseling donker, zodat ik mijn weg naar huis niet meer kon vinden. Alles was te plat… en ik zag niets waaraan ik kon zien hoe ik naar huis moest lopen.’ ‘Was het belangrijk dat je je huis terugvond ?’ ‘Ja. Ik had het gevoel dat als ik het niet haalde, er iets vreselijks zou gebeuren. Dat ik misschien dood zou gaan. De weg vinden in het donker en thuiskomen was mijn manier om in leven te blijven.’ Lambourne balde één hand tot een vuist. Als er een aanzienlijke kloof was tussen de twee dromen, was het mogelijk dat het ongeluk al had plaatsgevonden voor de tweede droom ! De latere vervorming van na het coma en de introductie van Jojo konden boekdelen spreken. ‘Wanneer droomde je voor het eerst over het korenveld ?’
‘Dat herinner ik me niet precies meer. Al jaren geleden.’ ‘Was dat toen je pas in Californië was en je je vriendjes miste ?’ ‘Nee, ik had er al eerder over gedroomd. Toen we naar het huis in East Grinstead waren verhuisd en ik daar door het korenveld liep, voelde het vertrouwd aan. Ik had het gevoel dat ik er eerder was geweest.’
‘En komen er altijd korenvelden voor in je dromen ?’ ‘Nee, soms zijn het alleen het landje en het meertje waar ze naartoe leiden, en soms het bos achter het oude huis dat tot aan de korenvelden loopt.’ ‘Heb je wel eens over het huis zelf gedroomd ?’ ‘Dat weet ik niet precies. Misschien één keer. Ik had pasgeleden wel een droom dat ik door het keukenraam aan de achterkant van het huis naar buiten keek en mijn ouders zag, en dat ik Jojo weer in het bos tegenkwam.’
Dus het korenveld en het landje waren belangrijker dan het huis zelf: zijn eigen speelomgeving, aangezien in het huis zijn ouders domineerden. Het huis kwam alleen in beeld als hij zijn ouders probeerde te vinden, en dat zoeken van hem vond voor een deel op hun territorium plaats. ‘In de droom over de periode waarin het ongeluk plaatsvond, toen je bang was dat je je weg naar huis niet kon terugvinden, hoeveel tijd was er toen verstreken vanaf het laatste moment in de auto dat je je herinnerde dat je wakker was ?’
‘Het leek alsof het bijna meteen daarna was. Maar ik weet het niet. De andere dromen leken te komen na een korte onderbreking, hoewel ze me, toen ik weer bij kennis was, hebben verteld dat ik drie weken in een coma had gelegen.’ Lambourne maakte snel een aantekening: Timing niet doorslaggevend. Eerste belangrijke droom kan zowel voor als na het ongeluk hebben plaatsgevonden. Dat zouden ze waarschijnlijk nooit weten. ‘En was er nog iemand anders in die droom, een van je vroegere vriendjes met wie je op het landje speelde ?’ ‘Er was wel iemand, maar dat was niet echt een vriend. Het was een jongen van mijn oude school, Daniël Fletcher. Hij overleed een jaar voordat we naar Californië vertrokken. En toen zag ik mijn vader, die me zei dat ik daar niet hoorde te zijn en naar huis moest gaan. Maar het was ineens donker en ik kon niets bekends meer vinden, en toen was hij ook plotseling verdwenen en moest ik alleen mijn weg naar huis proberen terug te vinden.’ ‘Wat was op dat moment je sterkste emotie ? Was je boos omdat hij je aan je lot overliet, of was je bang omdat je ineens alleen was en je je in de steek gelaten voelde ?’
‘Ik weet het niet. Allebei, denk ik. Misschien meer verward dan boos. Ik kon gewoon niet begrijpen waarom hij wegliep.’ ‘En was je bang omdat je alleen was en het donker was, of ook omdat je het gevoel had dat je moest doen wat je vader zei ? Was je ook bang omdat je vond dat je hem moest gehoorzamen maar dat niet kon ?’
Eyran fronste zijn wenkbrauwen en leek zich even niet op zijn gemak te voelen. ‘Het was omdat ik alleen was. Ik zou niet expres ongehoorzaam zijn tegen mijn vader en hem van streek maken, maar ik was niet bang van hem. Hij is altijd heel goed en aardig voor me geweest.’
‘Ik weet het.’ Lambourne bespeurde de defensieve toon en veranderde van koers. ‘Wat was de eerste droom waarin Jojo voorkwam ?’
Het bleef even stil. Eyrans oogleden trilden. ‘Dat was de droom die meteen daarna kwam en zich weer op dezelfde plek afspeelde. Het kleine meer bij het landje.’ ‘Vertel me eens wat je zag in die droom. Wat gebeurde er ?’ Eyrans oogleden gingen sneller trillen. Eerst alleen grijze, mistige contouren. Maar geleidelijk aan werden de beelden scherper, duidelijker…
Eyran kon in het duister op het landje eerst alleen het meer onderscheiden. Er dreef een vage mist over het wateroppervlak. Voorzichtig deed hij een stap naar voren, en nog een, en de gestalte aan de overkant werd duidelijker zichtbaar naarmate hij dichterbij kwam. Het was niet Sarah of Daniël, tnaar een jongen van zijn leeftijd die hij nooit eerder had gezien, hoewel de bomen en de mist zijn gezicht voor een deel in schaduw hulden, zodat hij daar niet zeker van kon zijn. Hij wist dat de jongen hem had gezien, want hij zwaaide en riep naar Eyran en zijn stem echode zacht over het wateroppervlak. ‘Wie ben je ?’ vroeg Eyran. ‘Ik heb je hier nog nooit gezien.’ ‘Dat weet ik. Ik kom hier normaliter ook nooit. Maar we hebben elkaar eerder ontmoet, weet je dat niet meer ?’ Eyran bekeek zijn gezicht nog eens goed. Maar het was nog steeds moeilijk te zien. Hij voelde zich opeens wat opgelaten, wilde niet bekennen dat hij het zich niet meer herinnerde, want de jongen leek er zo zeker van te zijn dat ze elkaar eerder hadden ontmoet. ‘Het komt door de mist… Ik kan je niet goed zien over het water.’ ‘Kom dan naar me toe, naar deze kant.’
Eyran tuurde door de mist, maar toen die voor een deel was opgetrokken, leek de afstand tussen hen ineens veel groter, een duister, bodemloos meer. Alle vertrouwde herkenningstekens waren nu ver weg, buiten bereik, aan de overkant van het zwarte water. ‘Ik zoek mijn ouders,’ zei Eyran. ‘Mijn vader was hier net nog. Heb je hem gezien ?’ ‘Nee. Ik ben mijn ouders ook kwijtgeraakt. Hoewel dat al heel lang geleden is gebeurd, ik kan het me nog nauwelijks herinneren.’ Eyran deed zijn best om het gezicht van de jongen te herkennen, probeerde zich hem te herinneren, maar de schaduw die over zijn gezicht viel en de mistflarden boven het water maakten dat onmogelijk. ‘Hoe heet je ?’
‘Gigio.’ Door de zachte echo’s die over het wateroppervlak kwamen, dacht Eyran dat hij ‘Jojo’ zei. De jongen keek hem enige tijd zwijgend aan. Het was koud en zijn adem kwam in een witte wolk uit zijn mond. ‘Je herkent me niet, hè ?’ Eyran zag een traan langs de wang van de jongen glijden, hoewel hij niet kon geloven dat hij van streek was omdat Eyran hem niet herkende. Het moest zijn herinnering aan het verlies van zijn ouders zijn. Wat Eyran eraan herinnerde waarom hij terug was gekomen naar het meer. ‘Ik moet mijn vader vinden. Hij was hier net nog.’
‘Ik heb je al gezegd dat je hem aan die kant niet zult vinden. Als je naar de overkant zwemt, zal ik je helpen met zoeken.’ Eyran keek naar de overkant en toen naar het water. Het was inktzwart en troebel. Hij was bang voor wat hij onder water allemaal kon tegenkomen, dacht aan waterslangen en andere enge beesten, boomwortels die hem vastgrepen als tentakels en naar beneden zouden trekken, slijm en dikke modder waarin hij zou wegzakken als in drijfzand. Hij huiverde van angst en schudde haastig zijn hoofd. ‘Nee, ik kan niet naar de overkant komen. Het is te gevaarlijk.’
De jongen glimlachte vriendelijk en wenkte hem. ‘Maar je móet hiernaartoe komen. Anders vind je je vader nooit.’ Eyran kneep zijn ogen dicht, wapende zich tegen wat hij wist dat hij moest doen, rilde van de kou toen hij zijn ene voet in het water liet zakken. Hij bleef even staan en keek de jongen aan de overkant onderzoekend aan. ‘Je weet het zeker ? Weet je zeker dat ik dit moet doen ?’
De jongen was weer gaan huilen. ‘Ik kan je niet beloven dat je je vader zult vinden, Eyran. Ik heb mijn ouders ook gezocht en hen nooit gevonden. Maar ik moest aan deze kant van het meer blijven, en jij hoort hier bij me te zijn. Dan ben je tenminste niet alleen als je hen niet vindt.’ ‘Maar ik moet hen vinden,’ zei Eyran wanhopig. ‘Ik weet het, ik weet het. Ik zal je helpen. Maak je geen zorgen.
Als ze hier zijn, zullen we hen vinden.’
Eyran waadde dieper het water in, probeerde zo ver mogelijk door te lopen voordat hij ging zwemmen. De kou van het water drong diep in zijn lichaam toen hij tot boven zijn middel in het water stond. De mist dreef vlak boven het water, onttrok de jongen aan de overkant voor een deel aan het oog en werd toen minder. Toen het water tot aan zijn borst kwam, begon Eyran te zwemmen. De mist werd dichter naarmate hij het midden van het meer naderde en Eyran verloor de jongen even helemaal uit het oog. Toen zag hij hem plotseling weer. Maar hij leek nog net zo ver weg. Eyran had niet het gevoel dat hij dichterbij kwam, of misschien was hij door de mist zijn gevoel voor richting kwijtgeraakt. Hij keek goed waar de jongen stond toen de mist even optrok en deed zijn best om in een rechte lijn naar hem toe te zwemmen. Gedurende de perioden dat de mist hem verblindde kon hij nergens zeker van zijn, en toen die weer opklaarde, leek de jongen nog steeds net zo ver weg te zijn. Hij begon wanhopig te worden en riep: ‘Jojo !’ Hij zag duidelijk de bemoedigende glimlach van de jongen en hoe hij naar hem wenkte voordat zijn gestalte opnieuw werd opgeslokt door de mist. Op dat moment werd Eyran zich bewust van de zwaarte van zijn benen, de dikke, zuigende modder en de boomwortels die aan zijn enkels trokken en hem tegenhielden. Of misschien waren ze er al die tijd al geweest en kwam het daardoor dat hij niet dichterbij kwam. Hij probeerde zich los te worstelen, maar de wortels kropen als tentakels langzaam omhoog over zijn benen en begonnen harder aan hem te trekken. In blinde paniek schreeuwde hij Jojo’s naam nog een keer, de wortels bleven hem onverbiddelijk naar beneden trekken terwijl hij vergeefs probeerde zijn hoofd boven water te houden… en het eerste ijskoude water kwam in zijn mond. ‘Maak je los !’
Hij deed zijn uiterste best, sloeg met zijn armen om zich heen, hoestend en proestend terwijl zijn longen zich met water vulden, maar hij kon zijn benen onmogelijk losmaken uit de greep van de boomwortels.
Hij voelde zich in de val gelokt, bedrogen door de jongen, die hem het ijskoude meer in had gelokt om daar te verdrinken. Maar toen hij dieper wegzonk in het zwarte water, bleef het beeld van Jojo bij hem, nog steeds bemoedigend glimlachend en
naar hem wenkend, en zijn hand naar hem uitstekend…
‘… zink steeds dieper weg… ik… ik…’ ‘Maak je los ! Maak je los !’ ‘Ik… krijg geen adem… ik kan niet…’ ‘Eyran ! Eyran ! Maak je los !’ Het razendsnelle geklop onder Eyrans oogleden werd langzaam minder en zijn gejaagde ademhaling werd langzaamaan weer normaal.
Lambournes mond was kurkdroog en hij zweette flink. Hij vervloekte zichzelf: hij had dit moeten zien aankomen ! Alles moeten kortsluiten zodra Eyran het water in waadde. Hij voelde zijn eigen zenuwen ook opspelen. Hij wachtte even terwijl hij elke beweging van Eyrans langzaam tot rust komende gezichtsuitdrukking volgde.
Hij slikte. ‘Dus, buiten de dromen, als je wakker bent, heeft Jojo dan wel eens iets tegen je gezegd ?’ Schakel over naar algemeenheden, dacht Lambourne. Vermijd details. Eyran trok zijn wenkbrauwen een stukje op; hij vond dit blijkbaar een rare vraag. ‘Nee.’
‘En hoe voel je je als je wakker wordt uit je dromen, onmiddellijk daarna ? Ben je dan een ogenblik in staat te geloven dat je ouders misschien nog in leven zijn ?’
Een lange pauze van Eyran. ‘Ik weet het niet. Gewoon verward, neem ik aan. En bang.’
Maar Lambourne voelde aan dat Eyran iets achterhield. ‘Toch zijn die dromen in staat je ervan te overtuigen dat het Jojo de volgende keer misschien wél zal lukken je ouders te vinden. En jij bent bereid dat te ruilen voor alle gruwelijke dingen die je dromen je misschien laten meemaken.’
Eyran schudde zijn hoofd. ‘Ik weet het niet. Als ze beginnen, geloof ik niet dat ik denk aan hoe ze misschien zullen eindigen. Dan ben ik alleen heel even gelukkig omdat ik ergens ben waar ik mijn ouders misschien weer zal zien.’
‘Maar ben je bewust op zoek naar hen ? Weet je dat er een kans
bestaat dat je hen zult zien ?’
‘Dat weet ik niet. Nee, ik denk het niet.’
Lambourne leunde naar achteren op zijn stoel. Dichterbij dan dit zou hij vandaag niet komen. ‘De meeste van je dromen spelen zich dus af in de buurt van je vroegere huis in Engeland ?’ Eyran nam even tijd om de wending in het gesprek te volgen. ‘Ja.’
‘Weet je waarom ?’
Eyran wachtte, alsof het hem even niet duidelijk was of de vraag misschien retorisch was en Lambourne opeens zelf antwoord zou geven. ‘Dat weet ik niet precies. Misschien omdat dat de plek is waarvan ik in mijn dromen denk dat ik daar de meeste kans heb om hen terug te vinden. Of misschien omdat ik geloof dat ik het niet alleen kan en Jojo’s hulp nodig heb, en weet dat ik hem daar kan vinden.’
‘Zijn je herinneringen aan dat specifieke huis sterker dan die aan je andere huis in San Diego ? Is dat, voorzover je weet, waar je het gelukkigst bent geweest, met je ouders, en je vriendjes ?’ Eyrans gezicht ontspande zich. Lambourne zag hoe het besef langzaam bezit nam van zijn gelaatstrekken. Er was ten minste één stukje van de puzzel op zijn plaats gevallen. ‘Ja, dat denk ik. Ik was daar gelukkiger.’
Lambourne maakte een laatste aantekening: Belangrijkste objecten van gehechtheid: vader, moeder, huis in Engeland, vroegere speelomgeving, vroegere vriendjes (mogelijk vertegenwoordigd door de aanwezigheid van Jojo), huis in San Diego. Een snelle conclusie van de sessies tot nu toe; hij zou later misschien de volgorde veranderen of er nog iets aan toevoegen, maar het was een begin.
De sessie had een uur en tien minuten geduurd. Toen hij met Eyran terugliep naar de wachtkamer, zaten Stuart en Amanda Capel daar al op hem te wachten. Voordat ze vertrokken, maakten ze een afspraak voor de volgende sessie. Lambourne was verheugd over de vorderingen tot nu toe. Eyran was heel intelligent en een stuk opener en communicatiever dan hij in eerste instantie had verwacht. Zijn gevoel voor details in de dromen was onder hypnose heel goed. Maar Stuart had gelijk: hij glimlachte zelden. Afgezien van zijn dromen was dat waarschijnlijk het enige waaruit af te leiden was dat Eyran ernstig in de war was.
Maar de dromen werden meer een toevluchtsoord waarin Eyran zich terugtrok en geloofde dat zijn ouders nog in leven waren. En Jojo begon zich al krachtiger te manifesteren: in twee recente dromen voerde hij Eyrans vader op om de illusie in stand te houden. Lambourne was ervan overtuigd dat het alleen een kwestie van tijd zou zijn voordat Jojo de oversteek zou maken. Op een dag zou Eyran wakker worden en merken dat Jojo’s stem nog steeds in zijn hoofd zat. En vanaf dat moment zou zijn eigen persoonlijkheid – door iedereen in de buitenwereld die hem vertelde dat zijn ouders dood waren – zich langzaam maar zeker terugtrekken en zou Jojo de teugels in handen nemen. De enige manier om dit te voorkomen was een confrontatie met Jojo, hem tevoorschijn halen uit de donkere spelonken van Eyrans dromen en hem ontmantelen, waarna hij Eyran de waarheid onder ogen moest laten zien en Eyran moest aanvaarden dat zijn ouders dood waren. Pas dan kon hij beginnen aan zijn rouwproces en zich aanpassen aan wat een nieuw leven zonder hen inhield. Maar het zou niet gemakkelijk zijn, bedacht Lambourne zich. Zijn zenuwen waren nog steeds niet tot rust gekomen van de sessie die net voorbij was. Net als Faust met de duivel kon hij terechtkomen in een ruil die onherstelbaar zou zijn: de waarheid voor een nachtmerrie.